Anatomie en functie
Anatomie
Het kraakbeen bestaat uit vier lagen en gaat geleidelijk over in bot . Kraakbeen bestaat voor ongeveer 90% uit water. Kraakbeen beeldt zich op een gewone röntgenfoto niet af door deze waterrijkdom en vormt op de röntgenfoto de gewrichtsspleet. Een normale wijdte of hoogte van de gewrichtsspleet betekent dan ook een intacte laag kraakbeen die in de knie ongeveer 4 tot 5 millimeter bedraagt. Een focale kraakbeen beschadiging geeft meestal geen versmalling van de gewrichtsspleet. De kraakbeencellen bevinden zich in de diepere lagen en liggen in een matrix van voornamelijk collageen (bindweefsel) en suiker- en eiwitachtige stoffen.
De opbouw van normaal kraakbeen is op de werkelijke doorsnede goed te zien. Op de foto staat S voor Superficial layer (oppervlakkige laag), T voor Transitional layer of overgangszone, U voor Upper radial layer, L voor Lower radial layer, twee meer loodrecht op het oppervlak georienteerde lagen, en C voor Calcified layer, het overgangsgebied van het kraakbeen naar de onderliggende botlaag (cortex van het bot). In de diepe laag is het kraakbeen verankerd aan het onderliggende bot.
De kraakbeencellen vormen diverse producten zoals onder andere glucosamine en chondroitine, die met eiwitachtige stoffen verbonden zijn aan een lange keten die bestaat uit hyaluronzuur. Op de foto is dit netwerk van componenten schematisch weergegeven. Naarmate kraakbeen veroudert en ook onder invloed van ziekten (bv. rheuma) verandert de samenstelling. Er vindt een langzame verschuiving plaats van suiker/eiwitachtige stoffen naar collageenweefsel (bindweefsel) waardoor de waterhoudendheid van het kraakbeen vermindert met als gevolg dat de veerkracht vermindert en het kraakbeen makkelijker kan beschadigen. Het kraakbeen bevat op oudere leeftijd dan ook minder water.
Soms worden bij zeer oude patiënten in het geheel geen kraakbeenafwijkingen gevonden, een fenomeen dat met de bovenstaande tekst niet gemakkelijk te verklaren is. Soms zijn erfelijke factoren daarvoor verantwoordelijk.
Functie
Kraakbeen bedekt het uiteinde van de botdelen van het kniegewricht en heeft een glad en veerkrachtig oppervlak.
Het kraakbeen heeft meerdere functies:
- het zorgt voor een oppervlakte met minimale wrijving
- het kan vervormen zonder te beschadigen bij glijbewegingen en drukmomenten. Kraakbeen beschadigt wel bij trek- en wrikkrachten (tension en shear forces)
- het leidt druk- en piekbelastingen door naar het onderliggende bot waarbij de rol van de intacte kruisbanden belangrijk is (rol en glij mechanisme)
- het verzorgt voeding voor de kraakbeencellen vanuit de gewrichtsvloeistof (synovia)
Traumata en overbelasting kunnen kraakbeenbeschadiging veroorzaken. Op de foto is een groot kraakbeenletsel zichtbaar op de mediale condyl dat 1.5 bij 4 cm meet en een instabiele rand vertoont (rode pijl). Deze afwijking wordt regelmatig gezien bij arthroscopisch onderzoek.
Kraakbeen is in de orthopedie nog steeds een zwakke schakel als het gaat om herstelpotentie en genezing na behandeling.