overige knie aandoeningen
- synovitis villonodularis pigmentosa (SVP of SVNP)
Synovitis villonodularis pigmentosa (SVP of SVNP) in het Engels Pigmented Villonodular Synovitis (PVNS) is een zeldzame chronische gewrichtsaandoening die meestal voorkomt in de knie of heup, maar andere gewrichten kunnen ook betrokken zijn. De aandoening is niet erfelijk, goedaardig en blijft meestal beperkt tot één gewricht. De aandoening is in 1941 voor het eerst beschreven. Recent is de SVP geclassificeerd als een reusceltumor van de weken delen (Tenosynovial Giant Cell Tumor, afgekort TGCT). SVP valt onder de reumatische aandoeningen. Er is sprake van een chronische gewrichtsslijmvies ontsteking waarbij bruinige pigementkorrels worden gevormd. Dat veroorzaakt de bruine verkleuring van het slijmvlies dat deze aandoening bij operatie (arthroscopie) kenmerkt. Een andere oorzaak voor een bruine verkleuring van het slijmvlies is een doorgemaakte bloeding in het gewricht. Ijzerpigment in het bloed kleurt het slijmvlies ook bruin. De pigmentkorrels bij SVP kunnen schade aanbrengen aan het gewricht. De symptomen van een SVP zijn: zwelling (hydrops) en stijfheid van het gewricht en soms ook pijnklachten. De pijnklachten worden meestal veroorzaakt door de zwelling of een aanwezige kraakbeenbeschadiging. De symptomen lijken op die van een rheumatische aandoening. Over de aandoening is maar weinig bekend.
De woekering van het slijmvlies die lokaal (zie verder) of diffuus in het kniegewricht kan voorkomen wordt wel herkend op een MRI. De definitieve diagnose wordt gesteld door het wegnemen van een stukje slijmvlies (biopsie) waarna de patholoog de diagnose kan bevestigen.
De behandeling van SVP is verwijdering van het aangedane slijmvlies, ook wel synoviectomie genaamd. Er is een recidiefkans van 30 tot 45% beschreven in de literatuur. Om die reden wordt soms een radiotherapeutische nabehandeling (bestraling) voorgeschreven. Als het gewricht ernstig is beschadigd (artrose) wordt afhankelijk van de mate van klachten en beperkingen een knieprothese geïmplanteerd. Daarbij wordt zo veel mogelijk afwijkend slijmvlies weggenomen. Er is overigens geen medicamenteuze behandeling voor SVP, hoewel in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) een studie loopt naar het effect van een mogelijke medicamenteuze behandeling met Nilotinib. Met het gebruik van dit middel werd in een Internationaal onderzoek (fase II studie) in 90% van de patiëntengroep de groei van de tumor beperkt. Nimmer is in de literatuur beschreven dat de aandoening spontaan was genezen. In het geval van een lokale vorm van SVP kan een afwachtend beleid worden gekozen met periodieke MRI controle om te zien of de afwijking toeneemt.
- Tenosynoviale reusceltumor (Tenosynovial Giant Cell Tumour of TGCT), de lokale vorm.
Een tenosynoviale reusceltumor is een goedaardige maar soms lokaal agressief groeiende tumor van het slijmvlies in de knie. Het betreft meestal patiënten tussen 40 en 60 jaar oud maar kan op iedere leeftijd voorkomen iets meer bij vrouwen dan mannen. De afwijking beperkt zich vaak tot één gewricht. De tumor komt bij 39 op 1 miljoen mensen voor en is dus zeldzaam. Het geeft een zeer wisselend scale aan klachten. Het kan pijn zijn, zwelling, mechanische klachten (slotgevoel) of een bewegingsbeperking. Na chirurgische verwijdering is de recidief kans binnen 5 jaar rond de 17%. Als de tumor klein is en geen klachten geeft, kan een afwachtend beleid worden gevoerd. Dan moet wel periodiek (bij voorbeeld een keer per jaar of per twee jaar) een MRI worden gemaakt. Op de foto's de lokale afgeronde tumor op de MRI van de knie (bij de gele pijl) waarbij de afgeronde zwelling zich in de knie bevindt (intra-capsulair) en het arthroscopische beeld erbij. Het ligamentum transversum is een band tussen de beide meniscus voorhoornen. Na verwijdering van de relatief kleine zwelling via een kijkoperatie was patiënt volledig klachtenvrij.
- Spontane osteonecrose van de knie (SONK), ook bekend als de ziekte van Ahlbäck (1968)
Spontane osteonecrose van de knie (SONK) is een oorzaak van pijnklachten aan de binnen- of buitenzijde van de knie waarbij meestal geen sprake is van een trauma. Deze aandoening komt het meest voor bij patienten ouder dan 50 jaar en dan vooral meer bij vrouwen (M:V = 1:3) . De diagnose wordt vaak pas laat gesteld omdat meestal gedacht wordt aan artrose van de knie of letsel van de (binnen)meniscus. De patiënt heeft meestal geen trauma gehad. Wegens toenemende activiteiten bij de oudere patiënt (70+) lijkt de incidentie van SONK iets toe te nemen.
Er worden drie vormen onderscheiden:
1. spontane osteonecrose, meestal aan de binnenzijde van de knie gelokaliseerd. Een mogelijke oorzaak is verstoring van de microcirculatie van het bot nabij het gewrichtsoppervlak. Vaak bij patiënten jonger dan 55 jaar. De oorzaak is onbekend. De botstructuur is verzwakt. Het wordt ook wel een insufficiëntie fractuur genoemd.
2. secundaire osteonecrose, bij langdurige prednison behandeling, immunosuppressie (dialyse, orgaantransplantaties), alcohol abusis, caisson ziekte (duikers), auto-immuunziekten en sikkelcelanemie. De aandoening komt meestal zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van de knie voor en vaak zijn ook andere gewrichten betrokken. Deze vorm komt vooral voor bij patiënten ouder dan 55 jaar.
3. post-arthroscopie osteonecrose, een afwijkende meniscus hoeft niet altijd de oorzaak van de klachten te zijn! Dat is in de rubriek "meniscus" al besproken. Na een arthroscopie van de knie kunnen klachten juist toenemen! Een osteonecrose was dan soms de oorzaak voor de klachten en niet de scheur in de meniscus. Een afwijkend signaal op de MRI van een binnen meniscus achterhoorn kan soms verward worden met de symptomen van een beginnende osteonecrose (op de MRI als zodanig nog niet herkenbaar) en na verwijdering van (een deel) van de meniscus kunnen de klachten op basis van de osteonecrose toenemen en vaak chronisch worden. Na verloop van tijd kan een MRI de afwijking aantonen. De patiënt die er van uit ging dat de meniscus de oorzaak van de klachten en beperkingen was, kan zo "bedrogen" uitkomen (en de orthpedisch chirurg ook !).
Een osteonecrose wordt meestal ontdekt door drukpijn aan de binnenzijde of buitenzijde van het bovenbeen bij het specieel orthopedisch onderzoek. De pijnklachten zijn meestal inspanningsafhankelijk en komen vaak ook 's nachts voor. Op een röntgenfoto wordt de afwijking aan het bot pas in een later stadium ontdekt. De MRI is het onderzoek dat een SONK al in een vroeg stadium kan aantonen. Langdurige onbelaste mobilisatie met krukken (vaak maanden!) en ontstekingsremmers kunnen de klachten uiteindelijk verminderen. Een volledig herstel is mogelijk. Soms ontwikkelt de knie een collaps van de mediale of laterale condyl en is de beste keuze een hemi- of totale knieprothese. Dat besluit is uiteraard makkelijker bij de 65+ patiënt.